Informatie docenten
Docenten en leraren spelen een belangrijke rol bij het ondersteunen van kinderen met een mogelijke motorische achterstand. Ze kunnen doormiddel van observatie verschillende signalen opvangen en bespreken met ouders of verzorgers. Verder kunnen ze individuele begeleiding bieden en samenwerken met andere professionals om een passend leerplan te ontwikkelen. Denk hierbij ook aan de kinderfysiotherapeut. Het doel is om kinderen te helpen hun motorische vaardigheden te verbeteren en vol vertrouwen deel te nemen aan fysieke activiteiten.
Waar op te letten tijdens een observatie:
- Grove motorische vaardigheden:
- Balans en coördinatie: Let op de stabiliteit en evenwicht van het kind tijdens activiteiten zoals staan, lopen, rennen en springen.
- Looppatroon: Kijk of het kind een normaal looppatroon heeft zonder opvallende afwijkingen.
- Kracht en uithoudingsvermogen: Beoordeel de kracht en het uithoudingsvermogen van het kind bij fysieke activiteiten zoals tillen, dragen en duwen.
- Fijne motorische vaardigheden:
- Hand-oogcoördinatie: Beoordeel hoe nauwkeurig het kind objecten kan richten en manipuleren, zoals het vasthouden van een potlood of het plaatsen van puzzelstukjes.
- Fijne motorische controle: Let op de precisie en behendigheid bij activiteiten zoals tekenen, schrijven, knippen en het vastmaken van knopen.
- Bewegingsbereik:
- Beoordeel of het kind het volledige bewegingsbereik in gewrichten heeft, zoals schouders, ellebogen, knieën en enkels, zonder beperkingen of pijn.
- Motorplanning en -organisatie:
- Kijk of het kind in staat is om motorische taken te plannen en te organiseren, zoals het volgen van een reeks stappen om een taak te voltooien.
- Motorische symmetrie:
- Let op of er sprake is van asymmetrie in de motorische vaardigheden of in het gebruik van de ledematen.
- Snelheid en reactietijd:
- Beoordeel hoe snel het kind reageert op bewegingen of veranderingen in de omgeving.
- Mogelijke problemen of beperkingen:
- Observeer of er tekenen zijn van ongewone bewegingspatronen, struikelen, vallen, of andere problemen die wijzen op mogelijke motorische ontwikkelingsachterstanden.
- Zelfzorgvaardigheden:
- Kijk of het kind in staat is om zelfzorgvaardigheden uit te voeren, zoals aankleden, tandenpoetsen en eten met bestek.
Het is belangrijk op te merken dat observaties van motoriek het best worden uitgevoerd over een periode van tijd en in verschillende contexten. Bovendien kan het nuttig zijn om samen te werken met andere professionals, zoals kinderfysiotherapeuten of ergotherapeuten, om een uitgebreide beoordeling uit te voeren en eventuele problemen te identificeren en aan te pakken. Het vroegtijdig herkennen van motorische problemen kan bijdragen aan het bieden van de juiste ondersteuning en interventies om de ontwikkeling te optimaliseren.